maandag 1 december 2008

Beetje Frans

Vandaag is een grote dag voor mij. Nee, ik ben niet jarig, ik heb niet de loterij gewonnen en ik heb ook George Clooney niet ontmoet. Het heeft ook niets te maken met het feit dat ik vandaag een testdag had voor de Franse cursus die morgen weer begint en evenmin met het feit dat ik mijn diploma van het vorige Franse examen met bijbehorende, best wel goede cijferlijst heb opgehaald. Nee, vandaag is een grote dag want ik heb mijn carte vitale ontvangen. Precies negen maanden nadat ik mij heb ingeschreven voor een ziektekostenverzekering in Frankrijk, is het nu zover: ik kan met een grasgroen/bijengeel pasje zwaaien en roepen dat ik nu toch echt officieel deel uitmaak van de Franse samenleving. Ik had in de tijd tussen aanvraag en ontvangst van verzekeringsbewijs een kind op de wereld kunnen zetten (dat zou wel wat onverstandig zijn geweest, gezien mijn verblijf in de schemerzone van verzekeringland), maar ik klaag niet (meer). Vanaf vandaag hoor ik erbij!

Waarom de euforie, vraagt u? Dat zit zo. Vanaf het moment dat ik mij uitschreef bij de gemeente Haarlem was ik vogelvrij. Niet meer woonachtig in Nederland, maar ook nergens in Frankrijk geregistreerd. Een gemeentelijke basisadministratie kennen ze hier niet. In Frankrijk weten ze je te vinden via je belastingpapieren – vermoed ik. Maar aangezien meneer B. vooralsnog degene is die de centen verdient, kennen ze mij niet, bij de belasting. Ik hoor u denken: vogelvrij, niet bekend bij de belastingen? Feest!

Ja maar de vraag is: wie ben ik, als ik in geen enkel land blijk te wonen. Ja, in Frankrijk. Dat weet u, dat weet ik, maar de Fransen weten het niet. De Nederlanders ook niet. Er kunnen gekke dingen met mij gebeuren en officieel ben ik dan een niemand. Geboren in Nederland ja, maar tegenwoordig? Tegenwoordig zoekt ze het zelf maar uit. Terroristen kunnen me ontvoeren en welk land stuurt dan een diplomaat? Zoek het zelf maar uit.

Na ons huwelijk hebben we een poging gedaan mij als wettige echtgenote bij te laten schrijven in de Franse gemeente waar mijn wederhelft geboren is, maar dat werd ons domweg geweigerd. Verkeerde procedure gevolgd. Tot op heden heeft meneer B. geen tweede poging ondernomen. Waarom zou hij ook? Nu kan hij tenminste nog een tweede vrouw erbij huwen. Mijn hoop op erkenning in Frankrijk vestigde zich derhalve op de zorgverzekering.

En halleluja! Vandaag is het zover, mijn grote dag. Ik heb mijn ankertje (voorlopig) uitgegooid in Frankrijk en hoop dat Sarkozy mij persoonlijk komt redden in geval van nood. Terroristen pas op: met mijn carte vitale ben ik vanaf vandaag (een beetje) Frans!

vrijdag 21 november 2008

Dag Bente


Vandaag werd Bente, onze hond, tien jaar. Maar verdrietig genoeg is haar geboortedag ook haar sterfdag geworden. Met een knoop in mijn maag en branderige ogen probeer ik, al schrijvende, mijn afscheid vorm te geven. Afscheid van onze Bennepen, die tien jaar lang kleur gaf aan mijn leven.

Loslaten is het moeilijkste wat er is en de beste manier om dat te doen is door te vieren wat was, door de mooie dingen te herinneren. Door niet alleen te huilen, maar ook te lachen. Door m’n tranen heen lach ik, als ik denk aan de pluim van haar staart die boven het hoge gras uitstak als ze door het park banjerde. En aan de schrik, als je in plaats van een staart ineens vier poten door de lucht zag zwiepen, want dat betekende dat onze langharige dame haar vacht aan het ‘poetsen’ was in een hoop paardenstront of een rotte vis. Altijd stiekem, want ze wist best dat wij haar parfum-voorkeuren niet deelden. Ik glimlach als ik denk aan de kleine kleuter die hard riep ‘kijk mam, een koe!’ toen hij Bente in het vizier kreeg. Of aan de pogingen om Bente aan het zwemmen te krijgen, met als hoogtepunt mijn vader die ’s morgens vroeg in zijn onderbroek in een meer rondzwom terwijl Bente langs de kant toekeek. Toen ze uiteindelijk toch leerde zwemmen stond ze binnen no-time aan de overkant van het meer en vroegen wij ons vertwijfeld af of ze nog wel terug zou komen, of dat we haar zelf moesten gaan halen. Maar natuurlijk kwam ze terug, want er was maar één ding echt belangrijk voor onze boef: bij ons zijn, waar ze hoorde.


Dit bracht mijn aanstaande ertoe een kwartier voor ons huwelijk te besluiten dat Bente er ook bij moest zijn. Voor mij een grote verrassing, want ik ontdekte haar aanwezigheid pas toen ik, gezeten voor de ambtenaar van de burgerlijke stand en met mijn rug naar de gasten, ineens een boel gehijg achter mij hoorde. Toen ik mij omdraaide zat daar onze lobbes, op de voorste rij. Ik gilde van plezier en dat was het sein voor Bente om zich los te willen rukken zodat ze zich in mijn armen kon storten. Nog net kon voorkomen worden dat ik met hond op schoot in het huwelijk trad.

Bente hoorde er helemaal bij, tien jaar lang. Maar nu, heel plotseling, was het op. Met mijn ouders en mijn zusje aan haar zijde heeft ze ons los moeten laten. En nu moeten wij haar loslaten. De herinneringen blijven en het komt goed, maar mijn hart is wel gebroken. De liefste hond van de wereld is niet meer.

maandag 10 november 2008

Droomappartement









Mijn nicht verkoopt haar prachtige appartement in Noord-Holland.
Als je enthousiast wordt van bovenstaande foto's, moet je beslist even kijken op de website: www.droomappartementinursem.nl

donderdag 30 oktober 2008

Palin for VP

Een presidentskandidaat van 72 moet zijn vice-president goed kiezen. Met Sarah Palin heeft John McCain de plank volledig misgeslagen.



Maar gelukkig kunnen de campagnemedewerkers goed uitleggen hoe het zit met Palin's ervaring...



Nog een keertje Palin. Is ze echt zo onervaren?



Zorgwekkend, maar het levert wel geweldige parodieën op!

vrijdag 24 oktober 2008

Ik hop

Het is voor mij altijd een moeizame overgang, van de zonnige zomer naar de donkere winter. Ik weet dat er mensen zijn die zich juist verheugen op de koude dagen. Zo heb ik een vriendinnetje die zich niets leukers voor kan stellen dan de lange, donkere avonden omdat ze haar huis dan kan vullen met kaarslicht. Een ander vriendinnetje wordt helemaal blij van een stevige wandeling in de regen. Zij kan haar hart ophalen in deze tijd van het jaar.

Hoewel ik de gezelligheid van kaarslicht en potten kaneelthee wel kan waarderen, heb ik toch sterk het gevoel dat de lol hiervan na vijf minuten verdwenen is –en dan wil ik naar buiten, naar het park waar het leeft in de zomer, terwijl het leeg en kaal is in de winter. Dan wil ik de balkondeuren opengooien om de frisse lucht binnen te laten en dan begin ik de geur van vers gemaaid gras te missen. Tot en met december probeer ik mij altijd dapper op de positieve kanten van het koude seizoen te richten; de prachtige kleuren van de herfst, kruidnootjes en feestjes. Maar stipt de dag na kerst slaat de winterdepressie toe: de herfstkleuren hebben plaatsgemaakt voor een algehele grauwheid, de kruidnootjes komen me m’n neus uit en de feestjes bleken, zoals elk jaar, eerder een opgave dan iets leuks te zijn.

Jaar in, jaar uit zie ik mezelf veranderen in een bleek spook bij wie de kruidnootjes duidelijk op de heupen en in de dijen zijn gaan zitten. Maar dit jaar ben ik er wel even klaar mee. Het moet anders, ik vertik het wederom ‘slachtoffer’ te worden van een simpele klimaatwisseling. Vandaag ben ik tot een plan van aanpak gekomen. Vandaag schijnt namelijk de zon. Na een aantal donkere en natte dagen, lijkt het nu wel even zomer. Wandelingetje gemaakt, balkondeuren opengegooid en een stoeltje op het balkon geplant. Een weinig hoogdravend, maar oh zo spannend boek en een kopje thee erbij en mijn herfstgeluk was compleet. Juist na een stel donkere dagen waardeer je zo’n mooie dag veel meer. En dus moet je die plukken. En één ding moet ik de winter nageven; een winterzonnetje op een koude dag is vele malen mooier dan de zon in de zomer. En dus hop ik komend seizoen van zonnige winterdag naar zonnige winterdag; ik pluk ze allemaal. De tussenliggende tijd verstop ik me dan wel onder een deken op de bank met de kruidnootjes. Die wandel ik er dan op de mooie dagen weer af.




donderdag 9 oktober 2008

Is Anne Viva-waardig?

Wat doe je wanneer iemand je aanmoedigt om eens een blogje in te sturen voor een wedstrijd? Eerst een beetje lachen om het idee, dan toch een beetje blozen bij de gedachte dat de suggestie gedaan wordt en dan ga je je toch afvragen of jouw verhaaltjes leuk genoeg zijn om door meer mensen gelezen te worden dan de bekenden die je bij voorbaat al goed gezind zijn. Ben ik Viva-waardig?

Verhaaltje uitgezocht, fotootje erbij, op 'verzenden' geklikt en voilá, er is geen weg meer terug. Anne staat helemaal achteraan in een lange rij van verhaaltjes (vooralsnog op pagina 57) en er kan nog maar tot 17 oktober gestemd worden, dus mijn kansen zijn klein. Als er mensen zijn die denken dat ik Viva-waardig ben, dan zou het leuk zijn als ze op mijn verhaaltje willen stemmen! Want meedoen is stiekem toch willen winnen, ook al zul je mij dat niet horen zeggen...

http://www.viva.nl/viva-column/

vrijdag 26 september 2008

B-vamp

Eén van mijn (vele) gebreken is mijn voorliefde voor dure dingen. Luxeproducten, welteverstaan – modeartikelen, om precies te zijn. Schoenen, kleding, zonnebrillen (zonnebrillen!!!), tassen... Ik kan geen tijdschrift openslaan zonder jaloers naar de prachtig geklede modellen of sterren te staren, ik kan geen opticien voorbijlopen zonder minutenlang de zonnebrillen van Chanel of Tom Ford te bekijken in de etalage en mijn hebberigheid wordt tegenwoordig stevig aangewakkerd door fashion- en designblogs op het internet. Heel lastig dat je die mooie spulletjes overal tegenkomt, want: mooie spulletjes zijn duur. Het goede nieuws is dan ook dat ik me er niet aan bezondig. Mensen die mij kennen zullen dit hartgrondig beamen, want ik blink niet uit op het gebied van mode. Wie Anne zegt, zegt spijkerbroek. Of gympen, of bodywarmer... Gehinderd door een zeer beperkt budget en een onvermogen om daarmee spetterende outfits samen te stellen, zie ik er altijd wat sportief uit. Als er al een vamp in mij verscholen zit, zal er een heel team aan stylisten aan te pas moeten komen om haar naar buiten te brengen. En oh ja, een geldschieter.

Om toch een beetje vrouwelijker voor de dag te komen, heb ik onlangs mijn Puma’s verruild voor een paar flinke hakken die ik nog in de kast had liggen. Weg met dat sportieve vrouwtje van 1.64 m.; tijd voor de Vrouw met hoofdletter V van 1.74! Daar knap je lekker van op, van een paar hakken! Het is even afzien en vooral de eerste dagen waren je reinste zelfkastijding, maar het begint te wennen. En het leven ziet er mooi uit vanaf deze nieuwe hoogte, dus ik denk dat ik voorlopig gehakt door het leven zal gaan (hoewel dat wel een beetje vreemd klinkt).

Maar zo’n nieuwe liefde voor hoge hakken is natuurlijk vragen om problemen wanneer je een voorliefde hebt voor dure dingen én in het land van monsieur Christian Louboutin woont, de god van de hoge hakken. En jawel hoor, het onvermijdelijke is gebeurd: ik heb het perfecte paar hoge hakken gezien; een mooie slanke hak, fijne stilettohoogte, zacht leer, ritsje op de hiel én een knalrode zool . Een rode zool, in schoenenland betekent dat maar één ding: échte Louboutins. Ja, mijn nieuwe obsessie betreft zwarte enkellaarsjes van Louboutin. Ze hebben zich in mijn hoofd genesteld en fluisteren ‘vamp, vamp, vamp’. Voor een kleine achthonderd Euro zijn ze van mij.

Als ik nou zeker wist dat ik met die achthonderd Euro gegarandeerd tot de vamp-stand verheven zou worden, dan zou ik er voor gaan. Gewoon een half jaar niet eten, de katten op goedkoop kattenvoer zetten en de betaling van gas, licht en water even uitstellen. Waarom niet? Ik zou het zo doen. Maar de realiteit is dat één paar schoenen de vamp niet maken. Géén Louboutins voor Anne dus, maar met een beetje mazzel stap ik binnenkort met een paar goedkope knockoffs door het leven, als B-vamp dan maar.




maandag 15 september 2008

Cowgirl

Wanneer ik me op een zaterdagmiddag door de drukke mensenmassa in de plaatselijke winkelstraat worstel, overvalt mij niet zelden het gevoel dat ik een miertje ben in een enorme kolonie, krioelend door een van de vele steden in een grote wereld, in een nog groter universum. Een deprimerend gevoel, want niemand wil zo nietig zijn dat zijn of haar bestaan er niet toe doet. Te midden van al die mensen, allemaal sjouwend met dezelfde plastic tasjes van dezelfde winkels, zie je dan ineens een man die met een geitje door de straat wandelt, of een meisje dat luidkeels de komst van een buitenaardse Messias staat te verkondigen op de rand van een fontein – mensen die je uit je sombere gedachten rukken en je doen beseffen dat individualiteit en originaliteit wel degelijk nog bestaan.

Wat mij betreft kunnen er niet genoeg van dat soort figuren zijn; ze geven het leven kleur, fleuren grijze massa’s op. Maar in wezen schuilt er natuurlijk in iedereen een kleine freak. We hebben allemaal onze gekkigheden. De kantoormuts die in Gambia op zoek gaat naar een donkere seksgod, de wiskundeleraar die droomt van een carrière als bariton, de bankdirecteur die gepassioneerd Surprise Ei-verassingen spaart en de buurman die soms liever de buurvrouw zou zijn, allen willen ze de dagelijkse sleur doorbreken. Zo simpel is het.

Achter mijn masker van kalme zelfverzekerdheid, schuilen ook wel wat van die eigenaardigheden. Ik stel ze niet gauw tentoon, maar ik realiseer me dat als we ons allemaal blijven verschuilen achter onze maatschappelijk wenselijke rollen, die grijze zaterdagmiddagmassa nooit doorbroken wordt. Daarom pleit ik ervoor dat we allemaal onze verborgen talenten, dromen en eigenaardigheden wat meer etaleren. Let wel: ik bedoel niet dat we met z’n allen gelijk al onze geheimen prijs moeten geven! Er moet genoeg te raden overblijven, we moeten een beetje spannend blijven voor elkaar. Maar een beetje meer gekkigheid in het leven kan geen kwaad.

Als pleitbezorger voor een meer kleurrijke wereld, ga ik binnenkort op zoek naar een heuse cowboyhoed en een paar bijpassende laarzen. Dit is namelijk één van mijn verborgen kantjes; in mij schuilt een heuse cowgirl, wachtend om naar buiten te komen. Wanneer ik Dolly Partons snerpende snik op de radio hoor, word ik spontaan vrolijk en wanneer ik een Amerikaan tegenkom met een dik, zuidelijk accent, klets ik gemoedelijk mee met een even dik accent. Ik geloof oprecht dat ik heel goed de schapen bij elkaar zou kunnen drijven op een paard met een stel honden, en bij tijd en wijlen droom ik van een ranch met een veranda en een schommelstoel. Het zal er niet van komen in dit leven, dat ik cowgirl word. Dat geeft ook niet. Maar zou het niet leuk zijn om me een beetje cowgirl te kunnen voelen als ik mijn hoed opzet en met Dolly meesnik?

Als ik binnenkort op zaterdag de stad in wandel met mijn boots en mijn hoed, hoop ik een zingende wiskundeleraar tegen te komen, de buurman als buurvrouw, of een kantoormuts met een exotische man aan haar arm!


dinsdag 9 september 2008

Soja Sonee


Soms moet je dingen doen die je liever niet zou doen. Het eten van producten waar zelfs je katten hun neus voor ophalen, is zo’n ding. Maar dit is nu precies hoe ver het hier gekomen is sinds ik aan een dieet begonnen ben dat een vermoeidheidsprobleem waar ik al jaren last van heb, moet tackelen. En zo kan het gebeuren dat je ’s morgens bij wijze van ontbijt aan de kamutpops met sojamelk zit. Sojamelk is niet zo lekker -en dat is nog voorzichtig uitgedrukt. Koemelk en suiker zijn twee belangrijke no no’s in dit dieet, dus een simpel bakje cornflakes met melk behoort niet meer tot de mogelijkheden. Dit tot grote frustratie van de katers. Zij keken wel heel vreemd op toen ze van de week na mijn ontbijt in plaats van een bakje melk, een bakje sojamelk uit mochten likken. Na even aan het vreemde goedje geroken te hebben, besloten ze meteen dat dit niet onder het kopje ‘eetbare dingen’ viel. Een harde confrontatie. Dit eten is zo vies, dat zelfs de katers hun neus ervoor ophalen. Ik vond het al niet lekker, maar nu vond ik het helemáál vies!

Met het risico dat mijn katers mij niet meer lief zullen vinden vanwege het soja-ontbijt en in de wetenschap dat ik er zelf ook niet zo vrolijk van zal worden, zet ik toch maar door. Met het vooruitzicht van een mogelijk maatje 36 als ijzersterke motivator!

vrijdag 5 september 2008

Anne en Ed


Ik ga geregeld langs bij Ed. Ed, in goed Frans Uh Dee genoemd (ik hou het zelf liever bij Ed), is een supermarkt. Zoiets als de Aldi, maar dan beter. Geen stapels dozen waar je in moet duiken om je sladressing te zoeken, geen vage merken uit landen waar je nog nooit van gehoord hebt, maar wel een fijn goedkoop huismerk en de ‘echte’ merken voor schappelijke prijsjes. Dat op zich is al reden genoeg om naar Ed te gaan, maar dat is niet de enige reden. Naar Ed ga je niet alleen voor je boodschappen; naar Ed ga je voor de beleving. Elke keer maak ik wel wat mee bij Ed.

Om te beginnen is er het terugkerende ritueel van het regelen van een karretje. Die willen bij Ed nooit los. Het lijkt wel alsof de aan elkaar vastgeketende karren nooit zin hebben om uit rijden te gaan. Ik heb zelfs wel eens mijn Eurootje staan oppoetsen, in de hoop dat dit het karretje zou overtuigen zijn broertje los te laten. Tevergeefs, uiteraard. En dus wandel ik geregeld naar binnen om de bewaker (elke Franse winkel heeft een bewaker) te vragen of hij een karretje los wil trekken voor me. Dat doen ze altijd wel. De laatste keer leverde me dat een karretje op, waar de helft van het andere karretje nog aan zat. Met grote ogen keek ik de gorilla aan die dit op z’n geweten had, maar hij scheen het niet abnormaal te vinden en daar ging ik dus. Met anderhalve kar, door de winkel. I kid you not!

Daarnaast heb ik ook altijd aanspraak bij Ed. Geregeld wordt mij door de wat oudere shoppers gevraagd of ik ze kan vertellen wat voor product ze precies gepakt hebben, wat het kost en wat de houdbaarheidsdatum is. Altijd gezellig om je even met een oudje over de producten van Ed te buigen. Het levert me zelden problemen op. Behalve dan als ze met producten als cacahouètes aan komen zetten. Ik kan ze heus wel vertellen dat het pinda’s zijn, maar potverdomme, wie kan zo’n woord nou fatsoenlijk uitspreken?

Enfin, menselijk contact genoeg bij Ed. Maar ook op de parkeerplaats voor Ed valt het een en ander te beleven. Toiletteren mocht daar tot voor kort gewoon in de buitenlucht en de glasbak in de hoek wordt meer als obstakel gebruikt waartegen je je glas kapot gooit en waarnaast je dus nooit je auto moet parkeren. Hoogtepunt van de Ed-beleving kwam toen ik een aantal weken geleden het terrein op kwam rijden en er een heuse uitgefikte auto stond. Again, I kid you not!

Analfabeten, wildplassers en pyromanen. Ik realiseer me dat het niet bepaald aantrekkelijk klinkt, maar Ed is een verademing naast de grote, dure en onpersoonlijke supers. En de mensen zijn veel aardiger. Gisteren sprak ik bij de kassa van zo’n gigant een man die een wekker kocht. Zo’n mechanische, met twee bellen bovenop. Dertien Euro koste het ding en zuchtend vertelde de man dat hij het veel te duur vond, maar dat hij hem hard nodig had om ’s morgens op tijd op te kunnen staan. Een betoog over de gestegen prijzen en zijn daarom aangepaste voedingspatroon volgde.

Ik had hem de Ed aan moeten raden, bedacht ik me, toen ik weer in mijn autootje zat, onderweg naar huis. Negatieve invloed van de Euro of niet, feit is dat het leven duur is geworden. We moeten dus allemaal naar Ed. Hardstikke gezellig! En terwijl ik met brandend benzinelampje de pomp voorbij reed bad ik tot de god van commercie of hij binnenkort met een Ed-benzinepomp op de proppen zou willen komen.

donderdag 21 augustus 2008

Slaapkamergeheimen

Mijn man valt op mij. Letterlijk. Soms. Dit doet zich vooral voor wanneer de schat een avond op stap is geweest en te diep in het whiskyglaasje heeft gekeken. Hoewel al wakker door het gestommel in huis, zie ik de klap vaak niet aankomen omdat ik mijn hoofd ver in mijn kussen heb begraven, mezelf vastklampend aan het laatste stukje slaap. En dan gebeurt het. Met een grote plof landt er een lichaam bovenop het mijne, de lucht wordt uit mijn longen geperst en happend naar adem wurm ik mezelf onder het niet al te welriekende mannenlichaam uit. Klaarwakker en zeer verongelijkt moet ik vervolgens aanhoren hoe manlief genoeglijk ligt te ronken. Hij sliep al voordat hij zijn vrouw plette!

Ik kan het hem niet helemaal kwalijk nemen. Ons bed is namelijk van het kleine soort, een hele één meter veertig breed. Knus, maar niet heel groot en wanneer de coördinatie van zijn toch al motorisch gestoorde lichaam hem in de steek laat onder invloed van een drankje (of twee) dan moet je als vrouw niet zeuren wanneer hij eens een keertje mis ploft. Daar komt bij dat ik zelf ook niet helemaal onschuldig ben als het gaat om het verwonden van de ander in bed. Ik ben een nogal onrustige slaper en het komt wel eens voor dat ik, onder invloed van een hysterische droom, mijn schat een knal verkoop. Met een beetje mazzel mis ik doel en krijgt hij slechts een por in zijn rug, maar vaker zijn de klappen goed gemikt en eindigen ze op zijn neus of z’n slaap. Soms word ik er net wakker genoeg van om een verontschuldiging te prevelen, andere keren hoor ik de volgende dag wat ik ’s nachts aan ellende aan heb gericht. En het moet gezegd worden, de lieverd wordt nooit boos. Nou ja, één keer dan, maar toen had ik ook wel erg hard geslagen. Bij ons in bed is het dus een kwestie van live and let live. We maken ons allebei wel eens schuldig aan het hardhandig aanpakken van onze slapende partner. Niet over zeuren, gewoon accepteren.

Toch stel ik van tijd tot tijd voor om een groter bed te kopen. Aan de ene kant uit lijfbehoud, aan de andere kant omdat het me heerlijk lijkt om armen en benen alle kanten uit te kunnen strekken, zonder dat ze op de knieholtes of het hoofd van mijn echtgenoot stuiten. Maar nee, daar wil hij niet van weten. Veel te knus zo samen in ons kleine bed. Ik vind het verbazingwekkend voor iemand die na drie minuten spoonen standaard zucht dat hij het zo warm krijgt en zijn eigen helft weer opzoekt, maar wanneer hij zegt liever dichtbij me te zijn, vergeet ik op slag de (enigszins gevaarlijke) ongemakken. We houden ons bedje en mocht u ooit een van ons met een blauw oog of een vervaarlijk dikke lip rond zien lopen; niets aan de hand, botsing in bed!


PS: wie bij het lezen van de titel dacht een heel ander type verhaal te gaan lezen had het dus mis. Want daarvoor geldt; what happens between the sheets, stays between the sheets.

maandag 11 augustus 2008

The Postman Always Knocks Twice

Sinds wij in Grenoble wonen heb ik allerlei mensen aan de deur gehad. Van louche schoorsteenvegers, tot boekenverkopers, tot Jehova's getuigen. Toen ik van de week wat gerommel aan de deur hoorde, had ik dan ook geen haast om open te doen. Het vroege tijdstip op de dag sloot bezoek van vrienden uit, dus zou het waarschijnlijk wel weer iemand zijn die een kalender wilde verkopen of me een lidmaatschap van de plaatselijke buitenlandersvereniging aan wilde smeren. Ik was er ook niet helemaal zeker van of er ook echt bij ons aan de deur geklopt was. Het kon toch ook bij de buren zijn? Het feit dat ik nog blijmoedig in mijn kimono rondliep gaf de doorslag; áls er al geklopt was, dan was het niet bij mij aan de deur.

Verkeerd gedacht. Voor de tweede keer geroffel. Het was een onmiskenbare klop op de deur. Eén blik op mijn kater die met gespitste oren en grote ogen naar de voordeur staarde en het was overduidelijk. Het was onze deur waarop geroffeld werd. Getverdemme, dat betekende opendoen in mijn kimono (voor de duidelijkheid, daar zat geen pyjama onder) en met ontploft slaap-haar. Ik raapte mijn moed bij elkaar en deed open. Het eerste wat ik zag was het postpakketje dat me voorgehouden werd; gelukkig, het was gewoon de postbode. Mijn opluchting verdween echter als sneeuw voor de zon toen mijn ogen van het pakketje naar de postbode zelf gleden. Het was niet zo maar een postbode.. Het was een knappe vent-postbode! Slik! Daar stond ik dan, mezelf erg bewust van mijn semi-naaktheid. De leukerd maakte het nog erger door mij glimlachend van top tot teen op te nemen en me toen nonchalant het apparaatje aan te geven waarop ik een krabbel moest plaatsen.

Daar stond ik; in de ene hand het pakketje, in de andere het apparaatje om te tekenen. Help! Stuntelend draaide ik me om en rekte mijn arm uit om het pakketje op het kastje in de gang te kunnen planten, daarbij hopend dat mijn kimono goed zou blijven zitten en ik niet een décolleté van hier tot overmorgen had gecreëerd. Een snelle blik op mezelf; het leek in orde te zijn. Okay, omdraaien, tekenen en dicht die deur! Ik probeerde een fatsoenlijke krabbel te plaatsen, maar dat is nagenoeg onmogelijk op die elektronische apparaten. Nog meer gestuntel. En voelde ik daar nou echt een blos opkomen? Ergens in de diepten van mijn hersenen groef ik iets op wat leek op een Franse groet, maar ik geloof niet dat wat ik zei ook daadwerkelijk Frans was. De postbode liep, nog steeds glimlachend, weg en wenste mij nog een fijne dag. Stotterend produceerde ik een 'vous aussi' en ik sloot de deur.

Het pakketje bleef in de gang liggen terwijl ik naar de badkamer stiefelde om mezelf eens even goed in de spiegel te bekijken. Gelukkig, de kimono zat keurig op z'n plek. Maar verder? Een typische dertiger die als ze net wakker is gewoon wat werk moet verrichten om er fris en fruitig uit te zien. In deze Desperate Housewives-waardige scène had ik er niet bepaald uitgezien als Eva Longoria. 'Een fijne dag' had hij gezegd. Een fijne dag?! Hoe durft ‘ie! Postbodes (en al helemaal knappe postbodes) horen gewoon niet ’s morgens vroeg aan te kloppen, dat levert genante situaties op! En dus doen we de volgende keer niet meer open, óók niet als hij twee keer klopt!

dinsdag 5 augustus 2008

Grote Hoogten

Als kind was ik geen meisje-meisje. Barbies? Leuk, maar ik ging liever buiten spelen met mijn hartsvriendinnetje Miranda en de jongetjes uit de buurt. Blikkietrappen, landje veroveren, voetballen; daar werden wij blij van. Niet verwonderlijk dus, dat ik als enige meisje bij de Sinterklaasviering op de softbalvereniging geen pop of knutselfrutsels kreeg, maar een boek over Wubbo Ockels en zijn ruimtereis.

Het moet gezegd worden: ik was een kind dat bestemd was voor grootse dingen. Later, als ik groot zou zijn, zou ik astronaut worden, of anders Mount Everest en de K2 beklimmen, of ik zou tussen de wilde dieren gaan wonen en hun beste vriend worden. Niets leek me te gek, een leven vol avontuur lachte me tegemoet. [stilte voor het effect..]

Inmiddels zijn we zo’n twee decennia verder, ben ik 31 jaar, braaf getrouwd, een werkeloze antropoloog die Franse lesjes leert. Ergens ging het mis, maar waar? In de loop der jaren stapelden de inspirerende boeken zich op; Wubbo Ockels – Het Levensverhaal van een Zwevende Hollander, K2 – Challenging the Sky, Geen Berg te Hoog, Wolves of the High Arctic, De Spiegel van het Paradijs – Mijn Jaren bij de Orang-Oetans van Borneo. Ik ging zelfs nog eens op bergwandelvakantie, twaalf dagen bikkelen door het Rätikongebergte, compleet met gletsjeroversteek (en bijna-ongeluk toen ik een flink stuk naar beneden gleed van diezelfde gletsjer). Ik was lekker op weg dus, zou je denken, maar toch pakte het anders uit. Ik ging studeren, ontwikkelde een lichte hoogtevrees en claustrofobie en de dromen van vroeger leken steeds onrealistischer te worden.

Deze week berichtte de krant over een noodlottige expeditie op K2. Na de beklimming van de top sloeg een ijslawine de touwen weg waardoor afdalen problematisch werd. Tien klimmers worden vermist en zijn vermoedelijk omgekomen. Mensen die hun dromen naleefden en dat met de hoogste prijs betaald hebben. Ik kan niet anders dan diep respect voor ze hebben, maar realiseer me dat je niet de K2 hoeft te beklimmen om grootse dingen te bereiken. Grootsheid is tenslotte relatief.

Groots is een ieder die z’n dromen durft na te streven, ongeacht welke dromen dat zijn. Mijn dromen vandaag zijn minder spectaculair dan toen ik klein was, maar het is onveranderd moeilijk om ze na te streven. Er zit maar één ding op: gewoon doen. En dus zal ik schrijven, filmen, de wereld verbeteren. En hopelijk wordt ik daar net zo gelukkig van als Wubbo, toen hij al zwevend op de aarde neerkeek.

woensdag 18 juni 2008

Say a Little Prayer

Prince Charles heeft me in de steek gelaten. Voor degenen die dit niet weten, Prince Charles is niet die kerel met de flaporen; onze Prince Charles is een zilverkleurig bakkie op vier wielen. Blijmoedig gooide ik een paar uurtjes geleden de garagedeuren open. De zon scheen en Anne had wat boodschapjes op het programma. Waaronder een bezoekje aan de H&M, een uitstapje dat ik voor het gemak (en bij wijze van legitimering) maar onder het kopje 'boodschapjes' schaar. Ik stopte een fijn cd-tje in de speler en draaide de sleutel in het contact. De Prince spuugde een of ander zwak geluidje uit en gaf het meteen weer op. Als een heuse blondine zat ik met een groot zwevend vraagteken boven mijn hoofd achter het stuur. Nog maar een keer proberen.. geen succes. Voor deze verwende dame was dit een geheel nieuwe ervaring. Hoezooo niet starten?! Kan dat met auto's? Kennelijk, als ze bijna tien jaar oud zijn, wel. :chinrub: Een halve seconde overwoog ik stoer de motorkap open te gooien om een beetje interessant onder de kap te turen. Maar gezien het feit dat ik vervolgens niet zou weten waarnaar te kijken (olie en koelvloeistof waren op peil, dat wist ik dan net nog) en er bovendien toch geen publiek was (want in de garage) besloot ik dan maar als goed geëmancipeerde vrouw de telefoon te pakken en mijn man te bellen.

Man beloofde met collega en startkabels naar huis te komen en ik besloot me in de tussentijd maar een beetje nuttig te maken. Er moest nog wat naar zolder gebracht worden en dus pakte ik de sleutels, trok de deur van ons appartement achter me dicht, bracht de spullen naar zolder, om vervolgens mijn huis niet meer in te kunnen. Hmmm... aan deze bos zaten toch ook onze huissleutels? Niet dus. En dus hobbelde ik maar helemaal naar beneden, alwaar ik in de deuropening op mijn ridder op z'n stalen ros wachtte. Deze kwam gelukkig snel en z'n collega volgde met auto en startkabels.

Om een lang verhaal hier maar even af te kappen: Prince Charles is naar de garage. Zal hij weer helemaal gezond bij ons terugkeren? Het is te hopen, want ik mis hem en bovendien staat er voor volgende week een tripje van 1100 kilometer gepland. Wordt het vakantie of een auto-begravenis? Let's pray for Prince Charles..

woensdag 11 juni 2008

Onvermijdelijk over Voetbal

Met z'n tweetjes zaten we op de bank, m'n mop en ik. Van nervositeit was geen sprake; na vier jaar lang wanprestaties van het Nederlands elftal konden we nauwelijks dieper zinken. Een Franse collega van Onno vroeg zich oprecht af waarom wij er gesproken werd van de poule des doods; "nou, we moeten Italië zien te verslaan, maar verder..?" Over Nederland had hij het niet eens. Enigszins beledigd waren we wel, maar ongelijk konden we hem ook niet echt geven. De wereldkampioen, de nummer twee en eh... Nederland (sorry, Roemenië komt in dit verhaaltje niet voor).

En toen gebeurde er wat er gebeurde. Tjemig! Volslagen verbijsterd zaten we op de bank en bij elk doelpunt sprongen we trots (en vooral onwennig) op om te juichen (hopend dat de buren het allemaal zouden horen). En jawel, daar kwamen de eerste sms-jes van de Fransen: in eerste instantie natuurlijk over een zogenaamd buitenspel (wat geen buitenspel was, vraag maar aan de UEFA), maar later toch wel bewonderend van toon. Ineens wilden ze wel weer voetbalvriendjes met ons zijn. Gerechtigheid!

Maar nu, nu ben ik in de war. Hoe bepaal ik nu mijn opstelling naar de Franse buitenwereld? Een beetje blasé -neus in de lucht, met een 'ik heb het altijd wel geweten-houding'? Of wat voorzichtiger? Immers, we moeten nog maar even afwachten wat er vrijdag gaat gebeuren. De ultieme wedstrijd voor ons Hollanders hier in het Franse, want Nederland - Frankrijk. Gaan we toch maar weer met z'n tweetjes op de bank? Wel of niet oranje t-shirts tevoorschijn toveren? Franse vrienden uitnodigen? Wat zou het mooi zijn: een overwinning op de chauvinistische Fransen. Tegelijkertijd wil ik niet al mijn kruid verschieten. Mocht het nog ernstig misgaan met het Nederlands elftal, dan is het toch fijn als ik me als semi-fransoos achter het Franse eltal kan scharen.

Grote vragen en identiteitscrises. En dan allemaal om een potje voetbal. Maar hoe het ook gaat verlopen: wat was het fijn om een Hollander te zijn, afgelopen maandag. Vrijdag graag nog een keertje!

woensdag 28 mei 2008

Telefoon

De telefoon gaat. "Met Anne" (telefoon opnemen Nederlandse stijl). "Bonjour, Mme B.?" Shit, het is een Franse mevrouw (Franse telefoongesprekken zijn lastig). Het spookt nog even door mijn hoofd te roepen "non, Mme Stiphout", maar zie maar eens uit te leggen dat je wel getrouwd bent, maar je eigen naam hebt gehouden, in het Frans. Ik gooi het idee dus overboord en antwoord gedwee "oui". En dat was het startsein voor de dame om mij te bombarderen: "blablablablablablablabla..vraagteken" Help!! Wie heb ik aan de lijn en wat wil ze? Schoorvoetend leg ik uit dat ik niet zo goed Frans spreek en dat de dame een beetje te snel voor mij praat (zeg maar gerust ratelt, maar wat is ratelen in het Frans?). De dame vat haar erg lange verhaal nu voor mij samen in enkele korte zinnen en nog snap ik het niet. Even denk ik dat ze mijn nieuwe dokter is, want haar naam klonk als die van de dokter, maar ik heb verder echt niets gehoord wat daarop lijkt te wijzen. Het woord dat me het meest op weg helpt, is 'mutuelle' (aanvullende verzekering). Er gaat een lichtje branden. Volgens mij belt ze namens een verzekeringsmaatschappij die ons onlangs een offerte toe heeft gezonden, maar het verzekeren van Madame et Monsieur B. is een taak van manlief en dus zeg ik met het schaamrood op mijn kaken dat mijn man zich daarmee bezighoudt en dat ik haar zijn nummer wel even kan geven.

Kledder! In één telefoongesprek van twee minuten mijn hele geëmancipeerde, zelfstandige én best wel een beetje Franssprekende zelf kwijt! En dat terwijl ik net zo trots was omdat mijn mondelinge examen vanmorgen zo goed ging.

maandag 19 mei 2008

Je hebt het niet altijd voor het Kiezen...



Stel je voor een klein, rond mannetje, met een lange witte jas. Hij ziet eruit als een wat verdwaasde professor van pensioensgerechtigde leeftijd. Onder z'n witte jas, die wat naar voren hangt door z'n dikke buik, piepen twee zwarte instappers - van het soort dat mijn opa altijd droeg - tevoorschijn. Deze man is mijn nieuwe tandarts. Gedwongen door een kies die in tweeën was gebroken kwam ik zaterdagmorgen bij hem terecht. In Nederland had ik na jarenlang onder een slechte tandarts geleden te hebben, eindelijk de overstap gewaagd naar een goede tandarts. En toen verhuisden we naar Frankrijk. Ik nam me voor: eerst goed uitzoeken welke tandarts capabel is, voordat ik me in zijn stoel hijs. Aan mijn mond geen polonaise! Maar het lot besliste anders: mijn kies brak, voordat we een goede tandarts hadden kunnen zoeken, in het weekend. En dan is het een kwestie van welke tandarts jou wil hebben en niet andersom. Een nachtmerrie als je zo bang bent voor de tandarts als ik.

Om kwart over elf meldde ik me, met knikkende knieën bij zijn praktijk. Ik belde aan en de beste man deed zelf open. 'Oh mijn God! Kan hij geen assistente betalen!' schoot het door mijn hoofd. We werden de wachtkamer ingebonjourd (mijn lief was mee om als vertaler op te treden, omdat mijn tandheelkundige woordenschat in het Frans zicht beperkt tot kroon, tand, trekken en verdoving), alwaar ik kritisch de ruimte bestudeerde. Vergane glorie, was mijn oordeel. De stoelen zijn vast ooit kostbaar design geweest, nu zijn ze vooral oranje. Het Perzisch tapijt op de vloer is duidelijk nep en het boeket op tafel getuigde van weinig smaak (zonnebloemen en zalmkleurige lelies? Kom op zeg!). Mais bon, wat zegt het interieur nou helemaal over de vakkundigheid van de man, hield ik mij voor.

Toen ik uiteindelijk aan de beurt was en zijn behandelkamer betrad, raakte ik eerst even in de war. De deur zwaaide open en ik zag een groot bureau met twee fauteuils ervoor. Het zag eruit als een kantoor uit Dynastie (maar dan ook echt uit de tijd van Dynastie) en ik vroeg me af waar de behandelstoel was. Gelukkig bleek die er wel te zijn. Rechts van het kantoorgedeelte van de kamer was een soort behandelhoekje. Nogal sobertjes, maar dat is niet erg: weinig enge apparaten om je bang te maken.

En toen, het oordeel. Ik hoopte op een pijnloze oplossing, maar helaas: ik moet een kroon. Dat betekent drie afspraken (oh hel!) waarbij eerst gesloopt wordt wat nog in tact is om dat vervolgens weer nep op te bouwen. Vanmiddag gaat de verstrooide professor mijn kies helemaal uitboren. Wie zegt me dat hij capabel is? De inrichting van z'n praktijk stemt me niet optimistisch. Het ontbreken van een assistente nog minder: moet ik straks zelf de zuiger vasthouden ofzo?!? Maar de man is op leeftijd; ik hoop dat dat betekent dat hij door jarenlange ervaring enorm kundig is. En één ding scheelt: pijnstillers zijn een gewoongoed in Frankrijk. Dus als het een pijnlijk verhaal wordt, laat ik me, als een heuse Française, wegzakken in een roes van medicijnen.

Wordt wellicht vervolgd (wellicht niet).

donderdag 24 april 2008

Integratieproblemen

Sinds ik in Frankrijk woon, doe ik mijn best om in de Franse samenleving te integreren, om een heuse Française te worden. Nou ja, tot op zekere hoogt dan. Het zwaartepunt van mijn integratieproces ligt bij de Franse taal- en cultuurlessen die ik volg. Maar ik probeer ook in de kleine dingen mijn française-wording te bevorderen. Eén voorbeeld hiervan is mijn eetgedrag. Vanaf het begin heb ik blijmoedig de gewoonte overgenomen om bij elke maaltijd brood te eten. Dat ging me overigens gemakkelijk af, want ik ben dol op Frans brood. Echter, toen mijn taille ernstig begon uit te dijen besloot ik dat ik deze gewoonte beter achterwege kon laten.

Wél goed voor de lijn is de Franse gewoonte om tussen de middag een stevige maaltijd te nuttigen en ’s avonds lichter te eten. En dus besloot ik onlangs een stap in de goede richting te zetten en toog ik onlangs met tupperware-bakje gevuld met taboulé*, brood, en lepel naar school. Toen de lunchpauze aanbrak was ik gewoon een beetje uitgelaten: nu zou ik erbij horen; bij die Fransozen die altijd in de hal van de universiteit een plekje zoeken en hun vele doosjes met eten over de grote tafel uitspreiden. Ik zocht een plaatsje en begon aan mijn lunch. De etensgeuren van mijn buren (lang leve de beschikbare magnetrons) negeerde ik stoïcijns en ik was in mijn hum. Totdat er tegenover mij een meisje van het gotische soort kwam zitten. Één voor één kwamen de etenswaren tevoorschijn; groene salade, een soort stamppot met een héél onbestendig soort vlees, dat eruit zag als een stuk poot en als klap op de vuurpijl, een onvervalste drilpudding! Vol verbazing bekeek ik de uitstalling en de geuren die, naar ik vermoed, van het poot-ding afkwamen, deden mijn maag omdraaien. Ik probeerde mij sterk te concentreren op mijn tijdschrift en vooral niet op te kijken, maar als een meisje met de nodige ringen door haar lippen luidruchtig aan haar groene salade begint, kun je niet anders dan kijken! Dat zo’n wit meisje met grote zwartomrande ogen luidruchtig aan de gezonde salade knabbelt, heeft nog iets aandoenlijks. Maar toen.. toen kwam het poot-ding; toen werd het gotische meisje een echte heks die haar tanden in het vlees zette en met schuddend hoofd het van het bot los probeerde te scheuren. Exit Anne. Dan maar niet integreren, hier ben ik niet tegen bestand.

Het weekend na het poot-incident zat ik met mijn lief te praten over mijn laatste mislukte integratiepoging. Zou het mij ooit lukken om te ‘verfransen’? Een luid gesmak onderbrak ons gesprek: onze kater had zich vol overgave op een toastje bleu gestort. Bleu! ..Als mijn kater kan integreren, dan is er voor mij ook nog hoop!


* Een fijne couscous, met fijn gesneden groenten, munt en citroen.