donderdag 21 augustus 2008

Slaapkamergeheimen

Mijn man valt op mij. Letterlijk. Soms. Dit doet zich vooral voor wanneer de schat een avond op stap is geweest en te diep in het whiskyglaasje heeft gekeken. Hoewel al wakker door het gestommel in huis, zie ik de klap vaak niet aankomen omdat ik mijn hoofd ver in mijn kussen heb begraven, mezelf vastklampend aan het laatste stukje slaap. En dan gebeurt het. Met een grote plof landt er een lichaam bovenop het mijne, de lucht wordt uit mijn longen geperst en happend naar adem wurm ik mezelf onder het niet al te welriekende mannenlichaam uit. Klaarwakker en zeer verongelijkt moet ik vervolgens aanhoren hoe manlief genoeglijk ligt te ronken. Hij sliep al voordat hij zijn vrouw plette!

Ik kan het hem niet helemaal kwalijk nemen. Ons bed is namelijk van het kleine soort, een hele één meter veertig breed. Knus, maar niet heel groot en wanneer de coördinatie van zijn toch al motorisch gestoorde lichaam hem in de steek laat onder invloed van een drankje (of twee) dan moet je als vrouw niet zeuren wanneer hij eens een keertje mis ploft. Daar komt bij dat ik zelf ook niet helemaal onschuldig ben als het gaat om het verwonden van de ander in bed. Ik ben een nogal onrustige slaper en het komt wel eens voor dat ik, onder invloed van een hysterische droom, mijn schat een knal verkoop. Met een beetje mazzel mis ik doel en krijgt hij slechts een por in zijn rug, maar vaker zijn de klappen goed gemikt en eindigen ze op zijn neus of z’n slaap. Soms word ik er net wakker genoeg van om een verontschuldiging te prevelen, andere keren hoor ik de volgende dag wat ik ’s nachts aan ellende aan heb gericht. En het moet gezegd worden, de lieverd wordt nooit boos. Nou ja, één keer dan, maar toen had ik ook wel erg hard geslagen. Bij ons in bed is het dus een kwestie van live and let live. We maken ons allebei wel eens schuldig aan het hardhandig aanpakken van onze slapende partner. Niet over zeuren, gewoon accepteren.

Toch stel ik van tijd tot tijd voor om een groter bed te kopen. Aan de ene kant uit lijfbehoud, aan de andere kant omdat het me heerlijk lijkt om armen en benen alle kanten uit te kunnen strekken, zonder dat ze op de knieholtes of het hoofd van mijn echtgenoot stuiten. Maar nee, daar wil hij niet van weten. Veel te knus zo samen in ons kleine bed. Ik vind het verbazingwekkend voor iemand die na drie minuten spoonen standaard zucht dat hij het zo warm krijgt en zijn eigen helft weer opzoekt, maar wanneer hij zegt liever dichtbij me te zijn, vergeet ik op slag de (enigszins gevaarlijke) ongemakken. We houden ons bedje en mocht u ooit een van ons met een blauw oog of een vervaarlijk dikke lip rond zien lopen; niets aan de hand, botsing in bed!


PS: wie bij het lezen van de titel dacht een heel ander type verhaal te gaan lezen had het dus mis. Want daarvoor geldt; what happens between the sheets, stays between the sheets.

maandag 11 augustus 2008

The Postman Always Knocks Twice

Sinds wij in Grenoble wonen heb ik allerlei mensen aan de deur gehad. Van louche schoorsteenvegers, tot boekenverkopers, tot Jehova's getuigen. Toen ik van de week wat gerommel aan de deur hoorde, had ik dan ook geen haast om open te doen. Het vroege tijdstip op de dag sloot bezoek van vrienden uit, dus zou het waarschijnlijk wel weer iemand zijn die een kalender wilde verkopen of me een lidmaatschap van de plaatselijke buitenlandersvereniging aan wilde smeren. Ik was er ook niet helemaal zeker van of er ook echt bij ons aan de deur geklopt was. Het kon toch ook bij de buren zijn? Het feit dat ik nog blijmoedig in mijn kimono rondliep gaf de doorslag; áls er al geklopt was, dan was het niet bij mij aan de deur.

Verkeerd gedacht. Voor de tweede keer geroffel. Het was een onmiskenbare klop op de deur. Eén blik op mijn kater die met gespitste oren en grote ogen naar de voordeur staarde en het was overduidelijk. Het was onze deur waarop geroffeld werd. Getverdemme, dat betekende opendoen in mijn kimono (voor de duidelijkheid, daar zat geen pyjama onder) en met ontploft slaap-haar. Ik raapte mijn moed bij elkaar en deed open. Het eerste wat ik zag was het postpakketje dat me voorgehouden werd; gelukkig, het was gewoon de postbode. Mijn opluchting verdween echter als sneeuw voor de zon toen mijn ogen van het pakketje naar de postbode zelf gleden. Het was niet zo maar een postbode.. Het was een knappe vent-postbode! Slik! Daar stond ik dan, mezelf erg bewust van mijn semi-naaktheid. De leukerd maakte het nog erger door mij glimlachend van top tot teen op te nemen en me toen nonchalant het apparaatje aan te geven waarop ik een krabbel moest plaatsen.

Daar stond ik; in de ene hand het pakketje, in de andere het apparaatje om te tekenen. Help! Stuntelend draaide ik me om en rekte mijn arm uit om het pakketje op het kastje in de gang te kunnen planten, daarbij hopend dat mijn kimono goed zou blijven zitten en ik niet een décolleté van hier tot overmorgen had gecreëerd. Een snelle blik op mezelf; het leek in orde te zijn. Okay, omdraaien, tekenen en dicht die deur! Ik probeerde een fatsoenlijke krabbel te plaatsen, maar dat is nagenoeg onmogelijk op die elektronische apparaten. Nog meer gestuntel. En voelde ik daar nou echt een blos opkomen? Ergens in de diepten van mijn hersenen groef ik iets op wat leek op een Franse groet, maar ik geloof niet dat wat ik zei ook daadwerkelijk Frans was. De postbode liep, nog steeds glimlachend, weg en wenste mij nog een fijne dag. Stotterend produceerde ik een 'vous aussi' en ik sloot de deur.

Het pakketje bleef in de gang liggen terwijl ik naar de badkamer stiefelde om mezelf eens even goed in de spiegel te bekijken. Gelukkig, de kimono zat keurig op z'n plek. Maar verder? Een typische dertiger die als ze net wakker is gewoon wat werk moet verrichten om er fris en fruitig uit te zien. In deze Desperate Housewives-waardige scène had ik er niet bepaald uitgezien als Eva Longoria. 'Een fijne dag' had hij gezegd. Een fijne dag?! Hoe durft ‘ie! Postbodes (en al helemaal knappe postbodes) horen gewoon niet ’s morgens vroeg aan te kloppen, dat levert genante situaties op! En dus doen we de volgende keer niet meer open, óók niet als hij twee keer klopt!

dinsdag 5 augustus 2008

Grote Hoogten

Als kind was ik geen meisje-meisje. Barbies? Leuk, maar ik ging liever buiten spelen met mijn hartsvriendinnetje Miranda en de jongetjes uit de buurt. Blikkietrappen, landje veroveren, voetballen; daar werden wij blij van. Niet verwonderlijk dus, dat ik als enige meisje bij de Sinterklaasviering op de softbalvereniging geen pop of knutselfrutsels kreeg, maar een boek over Wubbo Ockels en zijn ruimtereis.

Het moet gezegd worden: ik was een kind dat bestemd was voor grootse dingen. Later, als ik groot zou zijn, zou ik astronaut worden, of anders Mount Everest en de K2 beklimmen, of ik zou tussen de wilde dieren gaan wonen en hun beste vriend worden. Niets leek me te gek, een leven vol avontuur lachte me tegemoet. [stilte voor het effect..]

Inmiddels zijn we zo’n twee decennia verder, ben ik 31 jaar, braaf getrouwd, een werkeloze antropoloog die Franse lesjes leert. Ergens ging het mis, maar waar? In de loop der jaren stapelden de inspirerende boeken zich op; Wubbo Ockels – Het Levensverhaal van een Zwevende Hollander, K2 – Challenging the Sky, Geen Berg te Hoog, Wolves of the High Arctic, De Spiegel van het Paradijs – Mijn Jaren bij de Orang-Oetans van Borneo. Ik ging zelfs nog eens op bergwandelvakantie, twaalf dagen bikkelen door het Rätikongebergte, compleet met gletsjeroversteek (en bijna-ongeluk toen ik een flink stuk naar beneden gleed van diezelfde gletsjer). Ik was lekker op weg dus, zou je denken, maar toch pakte het anders uit. Ik ging studeren, ontwikkelde een lichte hoogtevrees en claustrofobie en de dromen van vroeger leken steeds onrealistischer te worden.

Deze week berichtte de krant over een noodlottige expeditie op K2. Na de beklimming van de top sloeg een ijslawine de touwen weg waardoor afdalen problematisch werd. Tien klimmers worden vermist en zijn vermoedelijk omgekomen. Mensen die hun dromen naleefden en dat met de hoogste prijs betaald hebben. Ik kan niet anders dan diep respect voor ze hebben, maar realiseer me dat je niet de K2 hoeft te beklimmen om grootse dingen te bereiken. Grootsheid is tenslotte relatief.

Groots is een ieder die z’n dromen durft na te streven, ongeacht welke dromen dat zijn. Mijn dromen vandaag zijn minder spectaculair dan toen ik klein was, maar het is onveranderd moeilijk om ze na te streven. Er zit maar één ding op: gewoon doen. En dus zal ik schrijven, filmen, de wereld verbeteren. En hopelijk wordt ik daar net zo gelukkig van als Wubbo, toen hij al zwevend op de aarde neerkeek.