zaterdag 31 maart 2007

Lentekleuren en Dromen


Bloemen zijn duur in Frankrijk en dat is jammer voor mensen zoals ik, die graag een bosje of wat in huis hebben. Daar komt dan nog eens bij dat de enkele bloemenwinkel die er is vaak grossiert in anjers en begonia’s (in van die lelijke witte plastic potjes). Toch bezwoer een Fransman mij, toen ik eens verzuchte dat ik de Nederlandse bloemen miste, dat Frankrijk toch de ‘bloemen had uitgevonden’. Het blijft een wonderlijk volkje..

Enfin, kort geleden waren vriendje en ik op de zondagse markt om verse producten in te slaan. Het zonnetje scheen en de lentekriebels namen bezit van me. Bloemen! Er moesten nu toch echt bloemen in huis komen! Ik kon dan misschien alle ramen openzetten, Jack Johnson draaien en op blote voeten door mijn huis lopen, maar wat is nou lente zonder bloemetjes? Aangemoedigd door vriendje begaf ik mij naar dat ene kraampje op de markt waar ik al vaker leuke bloemen had gezien, maar altijd door was gelopen vanwege de mij bekende Franse woekerprijzen. Vandaag was ik bereid een tientje te betalen voor een miezerig klein bosje Ranonkels als het moest. De markt liep al op z’n eind, maar bij de bewuste bloemenkraam krioelde het van de dames, die net als ik hun zinnen hadden gezet op een bloemetje. Van een afstandje keek ik naar het kraampje die al bijna leeg verkocht was en naar de vrouwen die zich voor de kraam verschanst hadden. Allemaal keken ze met een stuurse vastberadenheid naar de kraam; die laatste bloemen, die waren voor hun! Een combinatie van luiheid en afkeer - ik wilde me niet tussen die norse vrouwen gooien om een bloemetje te bemachtigen - deden me teleurgesteld afdruipen. Op naar de zuivelkraam voor de bio-eitjes. Maar nadat we de eieren in de tas gestopt hadden, besloot ik nog één keer langs de bloemenkraam te lopen.

Ik had geluk: de rij dames bleek weggewerkt en er waren nog een paar bosjes bloemen over. Ik koos voor het bosje gele ranonkeltjes en de bloemenman stelde voor hier een boeketje van te maken. Welja, maak er maar wat moois van, dacht ik en, niet bij machte dit in het Frans te verwoorden, knikte ik blijmoedig. Her en der greep bloemenman wat bloemen bij elkaar. Ondertussen babbelde hij er vrolijk op los en zonder te begrijpen waar het over ging - ook vriendje kon er geen touw aan vastknopen - stonden we als een stel opgewonden kinderen mee te lachen en knikten we voortdurend als bloemenman ons aankeek. Toen hij een groot boeket van vrolijke gele, witte en oranje bloemen bij elkaar had gefrutst (schikken kan het niet genoemd worden), keek hij ons aan en vroeg of we het zo goed vonden, voor tien Euro. “Oui, oui, oui!” - weer hevig knikkend. Onder het werkblad trok bloemenman een stuk stro tevoorschijn waarmee hij de bos bij elkaar bond en toen kwam het hoogtepunt van de ‘bloemenbelevenis’; onder datzelfde werkblad kwam nu een stuk bladmuziek vandaan waarin het boeket gewikkeld werd. Met mijn schat in mijn armen wandelde ik met vriendje terug naar huis. Door het park, waar de honden om ons heen dartelden, waar gevoetbald werd en waar kindjes opgelaten bij de net weer gevulde fontein speelden. Het leven was mooi, besloten we en het leek wel alsof iedereen in het park er zo over dacht.

Thuis haalde ik de bloemen uit het papier en bestudeerde de muzieknoten. Jammer genoeg zonder enig resultaat, want noten heb ik nooit leren lezen. Ik fantaseerde over de bloemenman die vast een gedesillusioneerde conservatorium student was. Het leven als student in Parijs was niet zo romantisch als hij verwacht had. De stugge Parijzenaren deden hem terugverlangen naar de warmte van zijn familie en vrienden in de provincie. En zo zei hij het formele conservatorium en zijn leven in Parijs vaarwel om terug in Grenoble slechts nog voor de lol met zijn vrienden muziek te maken op straathoeken en in kroegjes. De bladmuziek had hij niet meer nodig, die gebruikte hij nu in zijn goedlopende bloemenkraam, om de bloemen in te pakken. Zo fantaserende snapte ik ineens waarom het zo druk was geweest bij zijn kraam, waarom alle vrouwen perse een bosje van zijn bloemen wilde hebben. Deze bloemenman verkoopt namelijk niet zomaar bossen bloemen; hij verkoopt bosjes geluk. Lentekleuren en dromen - en dat allemaal voor een tientje.

dinsdag 2 januari 2007

De Kerstmarkt van Frank Masmeijer


Kerstmis in Frankrijk is anders dan thuis. Intens, maar kort. De familiegezinde Fransen moeten het doen met één kerstdag en rennen zich derhalve kapot om elkaar allemaal te kunnen zien. Dachten wij in Nederland dat het een drama was om eigen familie, schoonfamilie, opa’s en oma’s in twee dagen allemaal op te zoeken. Vergeet het maar! In Frankrijk is het pas écht een uitputtingsslag. Dit jaar viel de dag gunstig; kerst op maandag betekende dat het weekend erbij getrokken kon worden en dus konden er nóg meer familiebezoekjes afgelegd worden. Wat een geluk!

Om te compenseren voor deze jaarlijkse 24-uurs race nemen de Fransen een lange aanloop. En zo kon het gebeuren dat vriendje en ik al aan het begin van december geconfronteerd werden met kerstmis, terwijl wij, als echte Nederlanders, nog met ons hoofd bij het komende Sinterklaasfeest zaten. Op weg naar de grote supermarché in een buitenwijk van de stad, fietsten wij bijna letterlijk tegen een kerstmarktje aan. Op onze vaste route naar de super ligt een soort pleintje - eigenlijk is het een opgeleukte parkeerplaats - tussen een paar flatgebouwen. Hier stonden nu ineens allemaal witte punttenten, met de rug naar ons toe. We keken elkaar aan en konden het ons haast niet voorstellen, maar jawel hoor! De eerste kerstdeuntjes klonken vanuit het tentenkampement. Gelijk gooiden we het principe ‘Sinterklaas eerst’ overboord - dat mag best als je in Frankrijk woont - en de fietsen aan de kant. Terwijl we het kerstterreintje opliepen en de prachtige zelfgemaakte kaartjes, kettingen en fruitschalen bekeken hoorden we een mannenstem de koopwaar van de verschillende kraampjes aanprijzen en ons werd op het hart gedrukt toch ook eens een bezoekje te brengen aan de interculturele tent. Alvorens we aan dat avontuur begonnen viel mijn oog op de plek waar de kerstdeuntjes geproduceerd werden. Onder een grote, open tent vóór het podium aan de zijkant stond een tenger mannetje met een grote zwarte snor achter een synthesizer op pootjes. Typisch zo’n man waarvan je denkt ‘die zou het goed doen in een Man Bijt Hond portret!’ Jammer dat ik mijn camera niet bij me had. In de interculturele tent was het ook genieten: taferelen van bekenden en familieleden van allerlei nationaliteiten die elkaar begroeten bij ‘hun’ kraam en al kwetterend de nationale delicatessen verorberden die een aantal dames van hun vereniging ongetwijfeld met veel zorg bereid hadden en nu trachtten te verkopen om zo wat te verdienen voor de jaarlijkse Italiaanse reünie, het halfjaarlijkse Oekraïense feest of voor een hoger doel als het steunen van de Palestijnse zaak of een Ethiopisch weeshuis. Bij de Russische kraam vingen de eeuwig leuke Matrushka’s mijn aandacht. Op het bordje ernaast stond echter ‘Babushka’s 8 Euro’. Sinds mijn bezoek aan Rusland een aantal jaren geleden dacht ik toch te weten dat echte Russen spreken van Matrushka’s’ en dat het vooral de buitenlandse toeristen zijn die spreken van ‘Babushka’s’. Ik keek naar de twee dames die zwijgzaam toastjes met zalm aan het beleggen waren en besloot na kort inwendig overleg dat ik het niet durfde te vragen.

Zo langzamerhand begon het tijd te worden de markt te verlaten en ons te storten op de wekelijkse boodschappen. We liepen terug richting onze fiets en kwamen de stem tegen die met zijn draadloze microfoon nog steeds druk verslag aan het doen was van wat er zoal gebeurde op de markt. Een soort Frank Masmeijer-type met een goedkope smoking en een glimlach op zijn gezicht waarvan je had kunnen zeggen dat het een tandpastalach was, als zijn tanden wat witter waren geweest. Ik keek om me heen en bedacht me dat hij zijn boodschap toch iets luider moest gaan verkondigen, want de animo voor deze markt was vooralsnog beperkt. En dat terwijl het toch echt zo’n markt was die je gezien moet hebben!