zondag 12 november 2006

Corrie Kronan


Mijn vriendinnetje heeft een kek rood autootje, Otto Wolf genaamd. Ze scheurt ermee van de stad waar ze vanwege haar werk woont naar haar ‘echte’ thuis, daar waar vriend en katten wonen. Otto Wolf is daarom een goede vriend van haar: hij brengt haar van deur tot deur in anderhalf uur. Heel wat beter dan de trein die er veel langer over doet en bovendien zijn beperkingen kent qua tijden. Wat doe je wanneer je je ‘s avonds laat realiseert dat je helemaal niet meer alleen in je appartementje in die grote verre stad wilt zijn, maar met je vriend in de love seat weg wilt kruipen omdat de winterdagen zo eindeloos lang zijn? De conducteur heeft al op het fluitje geblazen voor de laatste rit en de stations zijn donker en verlaten. Otto, daarentegen, staat geduldig voor de deur op mijn vriendinnetje te wachten, hij klaagt nooit als hij ‘s avonds laat nog voor een ritje gecharterd wordt. Integendeel, hij ronkt zijn motortje enthousiast warm en kachelt tevreden met zijn vrachtje over de verlaten snelwegen. Otto is ook nooit te beroerd om naar de supermarkt te gaan. De zware spullen gaan in zijn kleine, maar handige laadruimte en karren maar weer! Ikea? Geen probleem, als het maar een bouwpakket is dat uit kleine delen bestaat! Kortom, Otto Wolf is een ideale vriend voor mijn vriendinnetje die alleen in de grote stad over de grens is gaan wonen.

Toen ik haar laatst aan de telefoon had, gaf ik aan stiekem wel een klein beetje jaloers te zijn op haar Otto. Niet alleen een is hij hondstrouw, hij heeft ook nog zo’n mooie naam! Tegelijkertijd moest ik toch wel toegeven dat ik het hier in mijn Franse stad ook goed kon redden met mijn echte stoere fiets met mand. We gaan samen geregeld op avontuur, verdwalen daarbij voortdurend en daarnaast is geen boodschap te gek: alles in de mand en achterop en gaan! Okay, de Ikea is echt een brug te ver, maar voorlopig staan er geen veranderingen in onze inrichting op het programma, dus daar hoeven we nog niet over na te denken (hoewel een karretje achter mijn fiets misschien niet eens zo gek zou zijn natuurlijk!). Kortom, mijn fiets en ik, wij kunnen het prima samen af in deze nieuwe stad.

Maar waarom dan toch dat gevoel van ‘had ik maar een Otto Wolf’? Aan mijn vriend ligt het niet. Hij is net zo betrouwbaar als Otto en brengt me met liefde van A naar B indien nodig. Dat we dat dan fietsend, trammend, treinend of lopend doen, doet daar wat mij betreft weinig aan af. ‘Het zit ‘em in de naam,’ zei mijn vriendin ‘jouw fiets verdient ook een naam.’ En verdraaid, mijn hart maakte een sprongetje toen ze dat zei. Dat was het, een naam voor mijn stalen ros, dat ontbrak eraan! ‘Wat zou je mooi vinden?’ vroeg vriendin. Tja, daarom hebben mijn spullen nooit een naam. Buiten het feit om dat ik dat tot voorkort altijd wat idioot vond, ontbreekt mij ook de creativiteit om iets pakkends te verzinnen. ‘Ik weet het niet,’ stamelde ik ‘het enige wat ik weet is dat mijn fiets een vriendinnetje is.’ ‘Een vriendinnetje?!’ blafte vriendin door de telefoon. ‘Mijn god, dat zware bakbeest van jou?’ Maar meteen daarop liet ze volgen ‘dan vind ik het een Corry.. Corry Kronan!’ De geboorte van Corry was een feit. De dag na deze feestelijke gebeurtenis huppelde ik de trappen af, op naar Corry, want er moesten boodschappen gedaan worden. En boodschappen doen ‘met Corry’, dat is toch een stuk leuker dan ‘op de fiets’!

Geen opmerkingen: