donderdag 15 januari 2009
'Het breekt de nacht'
Na een wat uit de hand gelopen pauze, zit ik weer achter mijn laptop –vastbesloten om eindelijk weer een blog te schrijven. Hoe deze uit gaat pakken is nog echter de vraag. Mijn lichamelijke staat is gammel, mijn oogleden voeren een zware strijd met de zwaartekracht en de signalen waarmee mijn hersenen zowel gedachten als lichaam proberen aan te sturen doen laten zich het best vergelijken met het sein systeem van de NS: doorlopend storing. Deze toestand is te wijten aan een aantal gebroken nachten de afgelopen week. Geen last gehad van luidruchtige buren, ook niet van bovenop mij vallende mannen, noch van lastige katten, niets van dit alles; allen hebben zich keurig gedragen.
Het begon een paar dagen geleden. Knallen, brekend glas, een autoalarm, wegspurtende scooter, een claxon die vijf minuten lang non-stop toeterde. Bij de knallen probeerde ik het ontwaken nog af te wenden; ‘vuurwerk, An, doorslapen’. Maar bij het brekende glas was het gebeurd met de slaap. Ook m’n lief was wakker geworden en allebei spitsten we onze oren. Moesten we ook iets doen? Maar het werd stil en de wens om te slapen was sterker dan de roep om een goede burger te zijn. “Wat een geluk dat wij een garage hebben hè?” zeiden we tegen elkaar, want er worden hier doorlopend auto’s opengebroken en bekrast (dit is zelfs onze Nederlandse logés overkomen, afgelopen zomer). “Denk je in een veilige buurt te wonen...” verzuchte ik en ik draaide me om en gleed weg in een onrustige slaap.
Vannacht was het weer raak. Aanhoudend getoeter, gevolgd door een berg knallen en brekend glas. Hoewel ik mij heftig verzette tegen het ontwaken, sprong mijn lief het bed uit en rende hij naar het raam. “Jézus! Ik dacht het al!” riep hij. De toon waarmee de woorden uit z’n mond kwamen maakte dat ik acuut wakker was. “Wat is er?” vroeg ik ongerust. “Er staan auto’s in de fik,” was zijn antwoord. Vol ongeloof sprong ik mijn bed uit en al voor ik bij het raam was zag ik de feloranje gloed van de vlammen. Twee auto’s stonden in lichterlaaie en, zoals ik dat alleen van televisie kende, de ene ontploffing volgde de andere op –alleen zijn de ontploffingen op tv onrealistisch groot, weet ik nu; in werkelijkheid gaat het om een serie kleine ontploffingen die elkaar opvolgen, niet om van die grote knallen met vuurballen die als enorme ballonnen de lucht inschieten. Maar zo’n auto fikt flink en ik waande me even in oorlogsgebied. Wat was er in godsnaam aan de hand?
Maar toen kwam de blogger in mij boven en riep ik “waar is de camera?” Manlief, van nature ramptoerist, was me voor en met de nieuwe digitale spiegelreflex zocht hij naar de plek vanwaar hij het beste zicht had op wat er gebeurde. Ondertussen was de brandweer gearriveerd en werd er druk geblust. Maar ik hoorde de camera niet klikken. “Foto’s nemen!” riep ik –als betrokken burger natuurlijk. “Ja shit, ik weet nog niet hoe het zit met de belichting van deze camera!” riep de ramptoerist. En daar stonden we, de trotse eigenaren van een te dure camera. Voor ons zagen we hoe de figuren van stoere brandweermannen zich aftekenden in het felle licht van de vlammen en we waanden ons in een film, maar we waren niet in staat dit behoorlijk vast te leggen. Na een tijdje zochten we ons bed weer op en met het geluid van de blussende brandweer op de achtergrond probeerden we de slaap te vatten, wat in mijn geval pas lukte vlak voordat de wekker afging.
Vanmorgen reden we door de straat waar de auto’s, of wat daar nog van over was, stonden. De ene auto was, zoals we verwachtten, een mooie, prijzige auto. Grenoble is een bolwerk van extreem-links, dus het leek ons waarschijnlijk dat de brandstichter uit die hoek kwam. Maar deze gedachte verdween toen we zagen dat de tweede uitgefikte auto een oud, klein Peugotje was, dat temidden van betere auto’s stond. Welke idioot is er dan verantwoordelijk voor dit geintje? Een klassieke pyromaan, een jongere met criminele aanleg? Wie zal het zeggen. Van een opstand als die in Parijs in 2006, waarbij vele auto’s sneuvelden, is in ieder geval geen sprake. Maar dat het hier vaker gebeurd, is, gezien onze nachtelijke ervaringen en gezien het feit dat de Fransen dit fenomeen uitgevonden lijken te hebben, wel duidelijk.
Het was een bizarre nacht, waarin ongeloof, boosheid en een gevoel van sensatie elkaar afwisselden. Maar, in aansluiting op een prachtig fragment dat genomineerd was voor het televisiemoment van het jaar; ‘het breekt ook de nacht.’
Was getekend: uw blogger c.q. betrokken burger c.q. ramptoerist
Abonneren op:
Posts (Atom)